(MIL.) abbattere un aereo een vliegtuig neerhalen

aereo a elica propellervliegtuig

aereo a reazione straalvliegtuig

aereo anfibio amfibisch vliegtuig//amfibievliegtuig//watervliegtuig

aereo antincendio blusvliegtuig

aereo bicomando vliegtuig met dubbele bediening

aereo bimotore tweemotorig vliegtuig

aereo bireattore [aereo con due reattori] tweemotorig straalvliegtuig

aereo charter chartervliegtuig

aereo civile burgervliegtuig//verkeersvliegtuig

(MIL.) aereo da bombardamento bommenwerper

(MIL.) aereo da caccia jachtvliegtuig//jager

(MIL.) aereo da guerra oorlogsvliegtuig

(MIL.) aereo da ricognizione [aereo che serve a perlustrare, a esplorare] verkenningstoestel

aereo da trasporto transportvliegtuig

aereo da turismo sportvliegtuig

aereo di linea lijntoestel

aereo merci vrachtvliegtuig

aereo monoposto eenpersoonsvliegtuig

aereo navetta pendelvliegtuig

aereo nemico vijandelijk vliegtuig

aereo passeggeri passagiersvliegtuig

aereo personale privévliegtuig

aereo quadrimotore viermotorig vliegtuig

aereo rullante [aereo che compie manovre di rullaggio, di movimento a terra] vliegtuig dat taxiet

aereo spia [aereo che serve a rilevare movimenti e obiettivi in genere stranieri e di importanza strategica] spionagevliegtuig

ali dell' aereo de vleugels van een vliegtuig

andare in aereo vliegen//met het vliegtuig gaan//het vliegtuig nemen

caricare i bagagli sull' aereo de bagage in het vliegtuig laden

carlinga dell' aereo de romp van het vliegtuig

carrello dell' aereo [la parte sottostante all'aereo con ruote per poggiare al suolo e che si ritrae in volo] het landingsgestel van het vliegtuig

coda dell' aereo de staart van het vliegtuig

collaudare un aereo [mettere alla prova il funzionamento di un aereo] een vliegtuig testen

(MIL.) colpire un aereo een vliegtuig raken

condurre un aereo [guidare un aereo] een vliegtuig besturen//vliegen

corridoio dell' aereo het gangpad van het vliegtuig

decollo dell' aereo [operazione che l'aereo fa per distaccarsi dal suolo] het opstijgen van het vliegtuig

depressurizzare un aereo [diminuire la pressione interna di un aereo] de luchtdruk verlagen in een vliegtuig

dirottare un aereo [far cambiare la rotta prestabilita a un aereo] een vliegtuig [van koers laten veranderen]/[kapen]

discesa dell' aereo het dalen van het vliegtuig

equipaggio dell' aereo de bemanning van het vliegtuig

fare atterrare un aereo een vliegtuig aan de grond zetten

freni dell' aereo de remmen van het vliegtuig

fusoliera dell' aereo [il corpo centrale dell'aereo di forma affusolata e che contiene i passeggeri e il carico] de romp van hget vliegtuig

imbarcarsi sull' aereo aan boord van het vliegtuig gaan

imbarco dei passeggeri sull' aereo het boarden van de passagiers (in het vliegtuig)

in aereo in het vliegtuig

l'aereo accelera het vliegtuig maakt snelheid

l'aereo atterra het vliegtuig landt

l'aereo decolla het vliegtuig stijgt op

l'aereo è in ritardo di un'ora/ha un'ora di ritardo het vliegtuig heeft een uur vertraging

l'aereo gira sulla città het vliegtuig cirkelt boven de stad

l'aereo plana [l'aereo vola in linea orizzontale e senza l'aiuto dei motori] het vliegtuig zweeft

l'aereo si distacca dal suolo het vliegtuig raakt los van de grond

l'aereo vola ad alta/bassa quota het vliegtuig vliegt op grote/geringe hoogte

mal d' aereo luchtziekte

modellino di aereo vliegtuigmodel

modello di aereo modelvliegtuigje

(TECN.) ossatura dell' aereo frame van het vliegtuig

passaggio dell' aereo het overvliegen van het vliegtuig

perdere l'aereo het vliegtuig missen

pilotare un aereo [guidare un aereo] een vliegtuig besturen

poltrona dell' aereo vliegtuigstoel

prendere l'aereo het vliegtuig nemen

radioguidare un aereo een vliegtuig radiografisch besturen

scaletta dell' aereo vliegtuigtrap(petje)

sportello dell' aereo deur van het vliegtuig

sull' aereo in het vliegtuig

tuffarsi dall' aereo uit het vliegtuig springen

viaggiare in aereo [servirsi dell'aereo per fare un viaggio] [met het]/[per] vliegtuig reizen

Esempi

Fraseologie